Gids voor routebeschrijvingen


1.

Het nationale langeafstandsfietsroutenet

Sinds februari 1987 bestaat de Stichting Landelijk Fietsplatform. Hierin werken veel organisaties, instellingen en overheden samen die op enigerlei wijze betrokken zijn bij het bedenken, financieren, tot stand brengen en gebruiken van voorzieningen voor fietsers. Een van de eerste taken die het Fietsplatform op zich neemt, is het tot stand brengen van een landelijk langeafstandsfietsroutenet (LF-net). Dit werk zal worden begeleid door een projectgroep, waarin ANWB, ENFB, het Groene Fietsje en NIVON met elkaar samenwerken. Deze organisaties hadden een jaar geleden ieder voor zich het plan om een dergelijk netwerk op te zetten. Om krachten te bundelen, een zo groot mogelijke kwaliteit te bereiken en elkaar niet voor de voeten te hoeven lopen, is gezocht naar een noemer, waaronder deze vier initiatieven konden worden verenigd. Na het slagen van de besprekingen ontstond een auteurscollectief, dat nu functioneert als projectgroep van het Fietsplatform. We hopen, dat ieder, die zich destijds bereid heeft verklaard om fietsroutes tot stand te helpen brengen voor zijn of haar eigen organisatie, dit ook zal willen doen voor de samenwerkende organisaties.

Het is de bedoeling de resultaten van de inspanningen uit te brengen in twee boeken. Het eerste zal voorjaar 1988 verschijnen en globaal Nederland

benoorden de lijn Hoek van Holland - Arnhem omvatten. Het tweede verschijnt een jaar later en behandelt de rest van Nederland plus mogelijk (delen van) Vlaanderen. De boeken zullen bestaan uit een tekstgedeelte met routebeschrijvingen en een kaartgedeelte: alle ANWB-kaarten, gedrukt in twee kleuren, met route-opdruk.

Het Fietsplatform heeft een medewerker aangetrokken die zich bezighoudt met het routenet. Hij zal de werkzaamheden van de vrijwilligers coördineren en contactpersoon voor hen zijn, waar nodig routeverkenningen uitvoeren, routebeschrijvingen standaardiseren en verder alles doen wat nodig is om de boeken drukklaar te maken.


2. De procedure bij het vaststellen van fietsroutes

Voor vrijwilligers die al veel werk hebben verzet voor de LF-routes van hun eigen organisatie, kan het vervelend zijn dat er mogelijk zal worden afgeweken van de trajecten die ze binnen hun eigen kring hebben vastgesteld. Toch is het noodzakelijk, dat ook zulke trajecten opnieuw onderwerp van bespreking worden. Bekeken moet worden of een route voldoet aan de eisen die de deelnemers van de projectgroep onderling hebben vastgesteld (zie par. 3) en of betere varianten denkbaar zijn. Vaak hebben verschillende deelnemers van elkaar afwijkende trajecten die met elkaar moeten worden vergeleken en zelfs is het mogelijk dat al beschreven tochten door plaatsgebrek niet in het boek kunnen worden opgenomen.

De procedure om routes vast te stellen is als volgt:

- De projectgroep heeft al vastgesteld tussen (of langs) welke punten

(vooral steden) er routes moeten komen. Op een bijgevoegd kaartje zijn de verbindingslijnen schematisch weergegeven. Een beperkte bijstelling

van dit schema is nog mogelijk. Het aantal in de boeken te beschrijven routes is evenwel gebonden aan het aantal bladzijden dat hiervoor

beschikbaar is. Eventueel kan een aantal niet-beschreven routes apart op

de kaarten worden ingetekend.

- Vrijwilligers wordt gevraagd.een route te ontwerpen langs de lijnen die hij of zij voor zijn/haar rekening willen nemen. In par. 4 staan wenken voor het samenstellen van fietstochten.

- Binnen de projectgroep worden de voorgestelde trajecten op hun kwaliteit

beoordeeld, wordt een keus gemaakt uit de eventuele verschillende

voorgestelde varianten en kunnen voorstellen worden gedaan om nieuwe,nog niet verkende mogelijkheden te onderzoeken. De vrijwilliger die zich heeft belast met een traject,wordt uitgenodigd bij het bespreken van zijn of haar voorstel. Mogelijk wordt de vrijwilliger gevraagd om herzieningen of nieuwe verkenningen uit te voeren. De aangestelde medewerker voor de LF-routes kan worden belast met het zoeken van oplossingen in probleemgebieden en met het in het veld vergelijken van varianten, waaruit moeilijk een keus kan worden gemaakt. De projectgroep beslist in laatste instantie over elke routebijstelling.

Nadat in overleg met de projectgroep en in het bijzonder de medewerker een definitief traject is vastgesteld, wordt aan degene die zich hiermee heeft belast, gevraagd een routebeschrijving in twee richtingen te maken. De routebeschrijvingsconventies staan in par. 5.

Om eenheid in stijl te bereiken zal de medewerker vaak in samenspraak met de routebeschrijver tekstuele wijzigingen moeten aanbrengcn.

Als zo een voorlopige routebeschrijving tot stand is gekomen, zal aan een ander dan de eerste ontwerper worden gevraagd om de route te fietsen met behulp van deze beschrijving. Hierbij moet blijken of een beschrijving volkomen duidelijk, foutloos en ondubbelzinnig is. Aan de hand van de bevindingen van de controleur kunnen, in samenspraak mët de eerste ontwerper, veranderingen in de tekst worden aangebracht.

Als de tekst definitief is vastgesteld, worden de teksten en kaarten drukklaar gemaakt. Dit wordt gedaan door de aangestelde medewerker.



Eisen waaraan de routes moeten voldoen

De routes lopen zoveel mogelijk door mooie en afwisselende omgevingen,Waar mogelijk worden bezienswaardigheden, dagrecreatieterreinen,historische kernen en voor de streek karakteristieke gebouwen gepasseerd.

De routes volgen zoveel mogelijk fietspaden met een eigen tracé (dus niet langs wegen) en wegen met weinig autoverkeer.

De routes zijn veilig: als dit geen kwaliteitsoffers vergt, kies je ongelijkvloerse kruisingen met drukke wegen. Lukt dit niet, dan wordt indien mogelijk gekozen voor overzichtelijke of met verkeerslichten beveiligde kruispunten, liefst met vluchtheuvel in het midden.

De route moet het hele jaar door redelijk comfortabel te berijden zijn. Hobbelige stukken, mul zand e.d. worden dus als het even kan vermeden.

Bij twijfel wordt een alternatieve omrijroute gegeven.

Ongeoefende fietsers op stadsfietsen, eventueel met fietskarren (benodigde breedte 75 cm.), moeten de tochten kunnen rijden. Trappen, ook met fietsgleuf ernaast, worden daarom gemeden. Hindernissen als lange stijle hellingen en smalle doorlaat punten (paaltjes, hekken) worden voorafgaand aan de beschrijving genoemd.

Rivieren en kanalen worden zoveel mogelijk met exclusieve voorzieningen gekruist: fietsbruggen en fietsveren die regelmatig varen.

De routes hebben een logisch en overzichtelijk verloop. Ze moeten zo rechtstreeks mogelijk lopen, voor zover dat langs een mooie, rustige en veilige route kan. De route mag tot 20% langer zijn dan de voor fietsers kortste verbinding. Alleen in extreme gevallen mag van deze regel worden afgeweken.

Hoge entreegelden voor wegen of paden worden vermeden, tenzij er een goede omrijroute wordt gegeven.

Alleen als er geen behoorlijk alternatief is, mogen delen van de routes na zonsondergang zijn afgesloten.

Eigen wegen met de toevoeging "verboden toegang" worden alleen opgenomen als de eigenaar schriftelijk akkoord gaat.


4. Wenken bij het samenstellen van fietstochten

Kaartstudie

Voor je op de fiets stapt kan het bestuderen van stafkaarten, toeristenkaarten en stadsplattegronden je al op het spoor brengen van verbindingen die aan de eisen voldoen. Elk soort kaart levert een specifiek soort informatie. Daarom is het handig om de verschillende soorten kaarten naast elkaar te gebruiken. Let op de volgende aspecten:


De hiërarchie van de wegen

Wegen die in de legenda zijn getypeerd als snelweg, provinciale weg of regionale verbinding moeten worden gemeden. Deze wegen zijn druk, lawaaiig en belemmeren een intieme beleving van het omringende landschap. Van de rijbaan afgescheiden fietspaden zijn weliswaar veilig, maar ondervangen geenszins de genoemde bezwaren van dergelijke wegen, tenzij ze op een redelijke afstand van de autobaan lopen en tussenliggende beplanting de visuele en geluidshinder voor een belangrijk deel wegneemt.

Wegen van lagere orde zijn ook niet altijd geschikt. Als ze een

verbinding vormen tussen twee kernen van enige omvang of

voeren door dichte lintbebouwingen, kunnen ze vrij veel autoverkeer aantrekken.

De resterende wegen, die het eerst in aanmerking komen om in de fietstochten te worden opgenomen, zijn in volgorde van

aantrekkelijkheid: 1) onafhankelijk van wegen lopende fietspaden, 2) dito fiets- en bromfietspaden, 3) voor doorgaand autoverkeer afgesloten wegen, 4) andere wegen van de laagste orde die geen deel uitmaken van de kortste verbinding tussen twee kernen.


De vorm van de wegen

Wegen die kilometers lang kaarsrecht lopen door monotone landschappen worden, al zijn ze op zich mooi, spoedig saai. Bochtiger wegen bieden steeds wisselende invalshoeken en zijn daarom afwisselender.

Wegen op dijken zijn dikwijls te verkiezen boven wegen op maaiveldniveau, omdat vanaf een dijk het zicht verder reikt. Bovendien zijn dijken veelal de oudste, historisch gezien interessantste en daarom meest karakteristieke verbindingen.


Reliëf

In het oosten en zuiden van ons land bestaan beperkte hoogteverschilllen, die meestal door bijna iedereen zonder bezwaar te overbruggen zijn. Ze zijn op stafkaarten te herkennen aan dicht bij elkaar getekende hoogtelijnen. Reliëf gaat vaak hand in hand met bochtigheid en biedt net als het laatste afwisseling en soms zeer

fraaie vergezichten.


De omgeving van de weg

Te verkiezen zijn wegen die lopen door een natuurlijke omgeving (bos, hei) of door een oorspronkelijk cultuurlandschap. Laatstgenoemde landschappen zijn op stafkaarten goed te herkennen. In de zandstreken geven ze veelal het beeld van een lappendeken van kleine, onregelmatig gevormde en voor gevarieerde doelen gebruikte percelen. In het westen van het land bestaan veel oude cultuurlandschappen uit weilanden op onafgegraven veen (hoger gelegen dus), waartussen brede sloten lopen. De levendigheid van de tocht wordt bevorderd door wegen te kiezen, waarlangs zich afwisselend open (heide, weiland, akkers) en gesloten (bos) percelen uitstrekken. Wegen langs waterlopen zijn behalve om eerder genoemde redenen interessant door het contrast dat ze bieden tussen het water aan de ene kant en het land aan de andere zijde.

Tenslotte kunnen beplanting langs de weg, huizen, boerderijen en blikvangers als kastelen, molens en kerken het plezier van de tocht vergroten. Al deze elementen zijn aangegeven op stafkaarten.


Het verkennen "in het veld"

Deze fase is het belangrijkst. Een tochtontwerper moet in het veld zien of de vermoedens die de kaartstudie opwekte, waarheid zijn. Alle binnen een gebied voorkomende mogelijkheden moeten zijn gezien om daaruit de mooiste te kunnen kiezen. Moeilijke punten vragen relatief veel werk. Na lang zoeken blijkt bijvoorbeeld soms, dat een onontkoombaar lijkend stuk autoweg toch kan worden vermeden. Ook kun je al fietsend fietspaden

ontdekken die op geen enkele kaart zijn aangegeven.

In steden is het wegennet zo dicht en bestaan zoveel beperkingen (eenrichtingsverkeer, voetgangersgebieden), dat het veel moeite kan kosten om hier een logische èn mooie, rustige route te vinden.

Tijdens het fietsen moet verder vooral op het volgende worden gelet:

. De breedte van de weg

Ook al kunnen ze rustig zijn, brede wegen -vooral die met een middenmarkering- belemmeren een intiem contact met de omgeving en stimuleren automobilisten om gevaarlijk hard te rijden. Smalle wegen genieten daarom de voorkeur.

. De aard van de beplanting

Als een omgeving weinig te bieden heeft, kan een fraaie bermbeplanting voor compensatie zorgen. De leeftijd van de bomen, het soort bomen en het open of gesloten zijn. van de beplanting zijn van belang. Een langdurende gesloten beplanting kan na enige tijd saai worden en het zicht op een aantrekkelijke omgeving belemmeren. Anderzijds kan zo'n beplanting nuttig zijn om storende elementen te camoufleren.

. De gebouwen

Oude en streekeigen huizen, boerderijen en andere gebouwen trekken aandacht en bieden afwisseling. Veel moderne huizen, uitbreidingen van boerderijen e.d. zijn te uniform om het oog te kunnen boeien. Dat neemt niet weg dat veel plaatsen moderne eigenaardigheden hebben die de moeite van het zien waard zijn.


Uit het bovenstaande is af te leiden dat veel factoren kunnen bijdragen aan de aantrekkelijkheid van een verbinding. De tochtontwerper zal ze onderling moeten afwegen om tot een eindoordeel te komen. Objectieve maten van aantrekkelijkheid per aspect, gevat in getallen, zijn niet of moeilijk te ontwikkelen: de aanwezigheid van slechts één of enkele elementen, bijvoorbeeld een bijzondere beplanting of een kasteel, kan een zo sterk stempel drukken, dat alleen al hierdoor een weggetje als uniek en onmisbaar tochtonderdeel kan worden gezien.


Notities onderweg

Maak voor jezelf tijdens het fietsen aantekeningen, waaruit een goede routebeschrijving is te maken volgens de hierna genoemde routebeschrijvingsconventies. Let vooral op de plaats waar

straatnaambordjes staan, op wisselingen in de aard en berijdbaarheid van

de verharding, en noteer bijzonderheden als adressen van voorzieningel vaartijden en tarieven van veren enz.

Om de route in twee richtingen te kunnen beschrijven is het nodig de route in twee richtingen te rijden.

Onthoud steeds goed hoe elk route-onderdeel en eventuele alternatieven er uitzien en hoe je totaalwaardering is en waarom, zodat je deze ktlnt overdragen aan en bespreken met de projectgroep. Om voor jezelf te kunnen vergelijken en kiezen, kan het gemakkelijk zijn om per segment een totaalwaardering te geven voor rust, schoonheid e.d. in de vorm van een cijfer. Je kunt het kiezen ook vereenvoudigen door je waardering visueel te maken op de kaart: bijv. een doorgetrokken groene lijn = zeer mooi en rustig, enz. tot groene stippeltjes = aardig maar saai, rode  stippeltjes = een beetje lelijk, een brede maar vrij rustige weg, enz, tot een doorgetrokken rode lijn = lelijk drukke autoweg.

 Probeer verder te overleggen met en tips te krijgen van mensen die bekend zijn in het te doorkruisen gebied

5. Routebeschrijvingsconventies


De beschrijving begint met het nummer en de naam van de tocht. Daarachter staat welke plaatsen het begin- en eindpunt van de tocht vormen en wat de belangrijkste plaatsen zijn waarlangs of waardoorheen de tocht onderweg voert. Dan volgt de lengte in kilometers.

Daarna volgt de vermelding van elementen in de tocht die kunnen bepalen of iemand de tocht op bepaalde tijden of überhaupt wel kan rijden:

. lange steile hellingen en hindernissen voor fietskarren met plaatsbepaling;

. grensovergangen, de tijden waarop deze kunnen worden gepasseerd en de voorwaarden waaronder;

. beperkende toegangsbepalingen als duinkaarten of toegangsgeldheffingen met vermelding van de toegangsprijs;

. veerboten met vermelding van de vaartijden, de frequentie (als deze gering is) en de prijs;

. stukken die na zonsondergang gesloten zijn.

De tochtbeschrijving loopt tussen twee punten waar verschillende trajecten samenkomen. Als dit het centrum van de stad is, is het punt het NS-station of (als dit ontbreekt) een ander centraal punt. De eerste woorden zijn dan: "Vanuit NS-station (plaatsnaam) ... "

De instructies worden genummerd, oplopend vanaf 1. Op elk keuzepunt wordt een nieuw nummer gebruikt. Alleen als twee punten slechts enkele meters van elkaar af liggen, worden ze in een nummer samengevat, bijv.:

"aan het einde --) en meteen (--;"

Er wordt steeds voluit geschreven. De enige gebruikte afkortingen zijn:

. m = meter'

. km = kilometer

. padd. X = paddestoel numlner X

. ww = wegwijzer

. nr. = nummer

. --)  = rechtsaf

. (-- = linksaf

. T = rechtdoor

Het eerste woord van nummer 1 van een tocht begint met een hoofdletter,

de andere nummers beginnen met onderkast. Een nummer eindigt met puntkomma, behalve het laatste nummer, waarachter een punt komt te staan.

Afslagen worden vermeld als "(--" (linksaf) en "--)" (rechtsaf) met "schuin" of "scherp" ervoor als de gemaakte hoek duidelijk meer resp. minder dan 90 graden is.

Andere keuzepunten zijn:

. einde op T-kruisingen ( ), te beschrijven als: "aan het einde ...";

. splitsingen ( ), te beschrijven als: "op splitsing links (of rechts) aanhouden;" Hier wordt dus gekozen uit twee wegen die bijna rechtdoor lopen en onderling een kleine hoek maken;

. driesprongen ( ), waarbij drie wegen ongeveer gelijke hoeken maken, te beschrijven als: "op driesprong schuin (-- (of --) )"

De plaats van handeling wordt bij voorkeur aangeduid via elementen in het landschap, zoals molens; kerken, met vermelding van "aan uw linkerhand" of "aan uw rechterhand" als de duidelijkheid dit vereist. Spoor-wegovergangen worden "overwegen" genoemd, een stoplicht is een "verkeerslicht" .


Als er geen opvallende elementen te vermelden zijn, kun je noemen de hoeveelste weg je in moet slaan, maar tel niet hoger dan vier wegen. Als alle wegen verhard en doorgaand zijn, kun je eenvoudig schrijven: "derde --)". Als er echter ook onverharde, doodlopende, particuliere of andere bijzondere wegen zijn, moet je specifieker zijn, bijv. "eerste

doorgaande weg (--".

Huisnummers die gepasseerd zijn, kunnen ook goed als oriëntatie dienen: "na huisnr. 24 --)".

Na elke handeling volgt, voorafgegaan door dubbelepunt, de naam van de straat die men inslaat, mits het naambord aanwezig is en duidelijk leesbaar is voor fietsers in de beschreven rijrichting. Als aan het begin geen naambord is, kan achter de straatnaam worden vermeld: "naambord verderop" of "naambord aan het einde" (d.w.z. op de plaats waar men deze weg verlaat).

Namen van straten die in elkaars verlengde liggen, worden met een verbindingsstreepje achter elkaar gezet, bijv. "voor overweg --): Julianalaan - Beatrixlaan; ".

Als na een handeling de straatnaam hetzelfde blijft, deze naam toch herhalen.

Als er geen straatnaam op de hoek te vinden is, is het voor de duidelijkheid gewenst bijzondere kenmerken van de weg te noemen, bijv. dijk, B-weg, laan met eiken, langs spoorweg, klinkerweg. Als er een wegwijzer of paddestoel staat, kan de richting worden genoemd die je inslaat. Noem alleen de bovenste plaatsnaam. Bij paddestoelen tussen haakjes het nummer vermelden, bijv. "... --) richting Baarn (padd. 22382)" .

Een enkele keer worden er twee richtingen aangegeven voor dezelfde bestemming. Voorkom dan verwarring door te specificeren, bijv. "--) richting Baarn voor fietsers" (als auto' s bijv. rechtdoor worden gestuurd) of "--) richting Baarn 5,2" (als je ook rechtdoor kunt fietsen naar Baarn, maar de daarbij vermelde afstand bijv. 4,8 km is).

Elke verandering van een normale verharde weg naar fietspad of een bijzondere verharding moet worden vermeld na de afslag en eventueel de straatnaam, bijv. "tweede --): Kalverdijk, fietspad" of "harde zandweg",

"onverhard met fietspad", "losse verharding", enz. Ook als korte stukjes matig of slecht berijdbaar zijn, wordt dit vermeld.


De volgorde van beschrijven is in het algemeen:

"plaatsbepaling, handeling, dubbelepunt, straatnaam, komma, bijzonderheden. 

Bijv. "bij molen (plaats) --) (handeling): Jaagpad (naam), half verhard (bijzonderheid);" of "na het einde van de bebouwde kom tweede (plaats) --) (handeling): Quelledreef (naam), iets verderop fietspad, 1 km verder weer weg (bijzonderheid) , -


- In het algemeen moet zo veel informatie worden gegeven, dat de fietser voortdurend zeker weet dat hij op de goede weg is, maar ook niet meer: het lezen en checken van te veel informatie vertraagt het fietsen. Let ook goed op dat de tekst maar voor één uitleg vatbaar is.

- Doodlopende wegen, waar fietsers wèl door kunnen rijden, zonder dat dit wordt vermeld, worden als volgt genoteerd: "negeer bord "doodlopende weg"", achter de straatnaam. Als de doorgaande mogelijkheid voor fietsers wel wordt genoemd, kun je -als dat voor de duidelijkheid gewenst is- noteren: "doodlopend, behalve voor fietsers".

- Bij het passeren van de grens van een bebouwde kom wordt de PLAATSNAAM in hoofdletters genoemd. Plaatsnamen die in het veld niet te lezen zijn,

worden geschreven in onderkast met beginkapitaal.

Lange eenduidige trajecten worden geleed door plaatsen en objecten langs de weg en afstanden te noemen, bijv. "volg de dijk, na 2 km door OOSTERHOUT en 1,5 km verderop onder snelwegviaduct door.

Objecten langs rechtdoorgaande trajecten die altijd genoemd worden, zijn:

. kruisingen met voorrangswegen ("kruis voorrangsweg");

. kruisingen met brede wateren. Noem daarbij de naam van het water ('"met brug over Amsterdam-Rijnkanaal").

Ongelijkvloerse kruisingen en kruisingen met spoorwegen noem je alleen indien nodig ter oriëntatie of als geleding van lange rechte stukken. Vaak is ter oriëntatie de vermelding van de lengte van het af te leggen stuk tot de volgende handeling gewenst. Zeker bij langere trajecten (2 km en meer) werkt zo'n vermelding geruststellend. Ook het noemen van zeer korte afstanden (tot enkele honderden meters) is nuttig om de fietser op tijd alert te doen zijn. 

Houd bij waar belangrijke voorzieningen zijn. Zowel op de kaart als in de tekst wordt er naar verwezen: natuurvriendenhuizen, trekkershutten, jeugdherbergen en stations, afgelegen café's, winkels en campings voor passanten met naam en adres.


6. Het werkmateriaal

De routes die je gaat beschrijven zijn, zoals ze voorlopig door de projectgroep zijn vastgesteld, ingetekend op bijgevoegde kopieën van stafkaarten. De begin- en eindpunten zijn NS-stations of plaatsen waar verschillende routes samenkomen: Ze zijn op de kaarten aangegeven. Soms, als de projectgroepleden ter plàatse onvoldoende bekend zijn, zijn voor routegedeeltes verschillende mogelijkheden op de kaarten ingetekend of zijn stukjes opengelaten. Daarbij staat dan een vraagteken. In deze gevallen is de vraag aan jou om de verschillende mogelijkheden met elkaar te vergelijken en een voorlopige keus te maken van de mooiste, rustigste, meest met de routecriteria in overeenstemming zijnde variant. Mocht je onderweg bijzondere ontdekkingen doen, dan kun je ook andere dan de op de kaart staande mogelijkheden verkennen. Noteer voor de zekerheid de beschrijving van alle verschillende mogelijkheden, zodat je ingeleverde beschrijving indien nodig later kan worden aangepast aan wijzigingen in de routes. Als je de routebeschrijving voltooid hebt, stuur dan de

kaartkopieën daarbij terug met daarop duidelijk aangegeven welke routevariant je beschreven hebt.


Je kunt de routebeschrijvingen inleveren op de bijgevoegde formulieren. Je begint de beschrijving van een route op een vel waar boven staat "routebeschrijvingsformulier". Als de tekst niet op een vel past, wat meestal het geval zal zijn, dan gebruik je ook een of meer vervolgbladen, die je oplopend nummert vanaf 1. Boven elk blad en vervolgblad vul je in welke plaatsen het begin- en eindpunt van het beschreven traject zijn. Bovenaan het eerste blad zet je bovendien je naam. Voor de beschrijving

van de route in de tegenovergestelde richting, als je die ook maakt, neem je een nieuw routebeschrijvingsformulier en eventuele vervolgbladen.

De kolommen gebruik je als volgt:

. Onder "nr." zet je de nummers van de instructies, oplopend vanaf 1.

. Onder ww/padd." zet je een wegwijzernummer, als op het beslispunt dat je daarachter beschrijft een voor fietsers in de beschreven rijrichting

goed zichtbare wegwijzer of paddestoel staat. Dit met het oog op de eventuele toekomstige bewegwijzering van de routes. Grote wegwijzers voor auto's, ver weg midden op een groot kruispunt of hoog boven de weg, tellen niet mee omdat een vrij kleine aanduiding voor fietsers daarop niet goed zichtbaar is.

. Onder "Beschrijving" beschrijf je de rij-instructies.

. Onder "Bijzonderheden" zet je alles over dat beslispunt of over het traject dat daarop volgt, dat buiten de rij-instructies-sec van belang kan zijn: vaartijden en tarieven van veren; hindernissen als lange of steile hellingen; blokkades voor fietskarren zoals doorgangen van minder dan 75 cm breed of trappen; de hoogte van toegangsgelden met de naam van. het terrein waarvoor dit geheven wordt, trajecten die na zonsondergang gesloten zijn met de naam van het terrrein; bordjes "verboden toegang" met naam en adres van de eigenaar (om toestemming te vragen); het passeren van natuurvriendenhuizen, trekkershutten, jeugdherbergen en stations, alsmede afgelegen café's, winkels en passantencampings met naam en adres; en verder alles wat je van belang vindt.

Al deze informatie hoef je uiteraard alleen te geven, voor zover deze ter plaatse redelijk gemakkelijk te verkrijgen is. In sommige gevallen, zoals bij bordjes "verboden toegang" kan het aanbellen bij een (of bij dè) aanwonende soelaas bieden. Is er te weinig ruimte onder "Bijzonderheden" om iets op te schrijven, dan noteer je een verwijsnummer en zet je de mededeling aan de achterzijde van het blad.

Probeer de tekst duidelijk leesbaar in te leveren voor 

 ........... Als deze datum niet kan worden gehaald, komt het tijdschema voor het maken van het boek in gevaar. Neem daarom bijtijds contact met ons op als je tijdsproblemen voorziet.

In een bijlage staat een voorbeeld van een routebeschrijving.

Onkostenvergoedingen

Bepaalde kosten voor het verkennen en controleren van routes worden door het Fietsplatform vergoed: kosten voor openbaar vervoer, fietshuur, overnachtingen op campings, portokosten, kopieerkosten. Bij declaraties moet je de betreffende bonnen voegen. Het budget is beperkt. Probeer daarom de kosten zo laag mogelijk te houden.


8. Wensen voor de toekomst

Al fietsende doe je kennis op die voor het Fietsplatform belangrijk kan zijn. Een van de doelstellingen van het Fietsplatform is het wegnemen van manco's in de fietsvoorzieningen. Dergelijke manco's, die je onderweg aantreft, kunnen wellicht later door het Fietsplatform worden aangekaart bij de personen, instanties en overheden die daar over gaan.

Hierboven werd al gesproken over de aanwezigheid van wegwijzers en paddestoelen. Verder is het de moeite waard om te weten waar de verharding ontbreekt of ernstig is verwaarloosd. Tenslotte zijn er misschien knelpunten in je route(s), vervelende stukken of noodgedwongen lange omwegen e.d., waarvoor naar jouw idee een oplossing voorhanden is, zoals bijv. het aanleggen van een ontbrekend stuk fietspad, het openstellen van een niet voor fietsers toegankelijke (particuliere) weg. Ook andersoortige suggesties zijn welkom. We zijn benieuwd.



Vragen of opmerkingen?

Met alles aangaande het LF-net kun je je richten tot 


John Eberhardt, per adres: 

Buijten & Schipperheijn Cartografie

Paasheuvelweg 44

3430 AK Amsterdam-Zuidoost

tel. 020-5241028

mobiel 0625 088 490



Voorbeeld van routebeschrijving


Routebeschrijvingsformulier


Route

van

naar

Beschreven